Maximale arbeidsduur

Modaliteiten bij de overschrijding van de normale arbeidsduur

In de referteperiode mag niet meer gewerkt worden dan gemiddeld 38 uur/week in een kwartaal of een langere periode (van maximum één jaar)

De referteperiode van een kalenderkwartaal kan worden verlengd tot maximum één jaar[6]. In de sector van het bezoldigd collectief personenvervoer over de weg gelden de volgende afwijkingen:

  • de bedrijven die in opdracht van de VVM werken kunnen via een aanpassing van het arbeidsreglement de gemiddelde wekelijkse arbeidsduur van 37 uur over een langere periode van maximum één jaar spreiden[7];
  • de bedrijven die in opdracht van de TEC werken kunnen door middel van een CAO afgesloten op ondernemingsvlak de gemiddelde wekelijkse arbeidsduur van 38 uur over een referteperiode van een semester spreiden[8];
  • voor het bijzonder geregeld vervoer dient een gemiddelde wekelijkse arbeidsduur van 38 uur gerespecteerd te worden over een periode van een semester (van 1 januari tot en met 30 juni en van 1 juli tot en met 31 december), behoudens afwijking op ondernemingsvlak (via een aanpassing van het arbeidsreglement) waardoor dit gemiddelde over een langere periode met een maximum van één jaar kan worden gespreid[9];
  • de grenzen van de arbeidsduur wordt voor het ongeregeld vervoer en/of internationaal geregeld vervoer, vastgesteld door de artikelen 19 en 20 van de arbeidswet van 16 maart 1971 (9 uur/40 uur) of een lagere grens vastgesteld door een collectieve arbeidsovereenkomst, kunnen overschreden worden, op voorwaarde dat de wekelijkse arbeidsduur, berekend over een periode van een semester, gemiddeld de arbeidsduur vastgesteld door de wet niet overschrijdt (38 uren). Met semester wordt bedoeld de periode van 6 maanden gaande van 1 januari tot 30 juni of van 1 juli tot 31 december van elk jaar[10].

Maximumlimieten van de arbeidsduur voor de sector van het bezoldigd personenvervoer over de weg

De werknemer dient bij het overschrijden van de interne grens de overuren in te halen vóór het einde van de referentieperiode, behalve bij buitengewone vermeerdering van werk of van een onvoorzienbare noodzakelijkheid. De werknemer kan in dit geval kiezen om ten hoogste 91 overuren/kalenderjaar (65 overuren vóór 1 oktober 2013) niet in te halen. De werkgever dient hem op het einde van de loonperiode deze overuren uit te betalen, bovenop het gewone loon. Ook hier is het mogelijk om het krediet aan niet-recupereerbare overuren te verhogen tot 130 uren en van 130 uren tot 143 uren per kalenderjaar[12]. 

Overuren

Verhoging van de interne grens

De interne grens inzake overuren is het aantal uren dat wordt gepresteerd bovenop de normale arbeidsduur, waarna inhaalrust moet worden toegekend alvorens nieuwe overuren mogen worden gepresteerd. De redenering achter de invoering van deze interne grens is voorkomen dat werknemers teveel inhaalrust opstapelen bij overschrijding van de normale wekelijkse grens.

De wet werkbaar en wendbaar werk legt de interne grens voortaan vast op 143 uur. Dit betekent dat een werknemer, die op een gegeven ogenblik tijdens de referteperiode 143 overuren heeft gepresteerd, inhaalrust moet nemen vooraleer hij opnieuw overuren mag presteren.

De arbeidsduur mag op geen enkel moment tijdens de referteperiode meer bedragen dan : (wekelijkse arbeidsduur (37 of 38 uur) x aantal verstreken weken in de periode) + 143 uur.

Opgelet!

De niet-inhaalbare overuren moeten niet worden meegerekend om de interne grens te berekenen. Een werknemer heeft de mogelijkheid om maximum 91 overuren per jaar niet in te halen. Deze worden wel uitbetaald (met toeslag), maar niet gerecupereerd (cash voor recup). Dit kan enkel op initiatief van de werknemer en voor overuren gepresteerd n.a.v. een buitengewone werkvermeerdering of een onvoorziene noodzakelijkheid. Indien de werknemer hiervan gebruik maakt, worden de overuren waarvoor hij aan inhaalrust verzaakt, niet in aanmerking genomen voor de berekening van de interne grens.

Individuele vrijwillige overuren

De wet werkbaar en wendbaar werk voert het principe van de individuele vrijwillige overuren in. Op initiatief van de werknemer kan deze vrijwillig 100 overuren per jaar presteren.

Opgelet!

Dit betekent niet dat deze overuren niet moeten vergoed worden. De vergoeding gebeurt aan de normale voorwaarden (basisloon + toeslag). Het principe van de vrijwillige overuren betekent dat de werknemer zich op zijn initiatief vrijwillig kan melden om overuren te presteren. Deze aldus gepresteerde overuren zijn niet onderworpen aan de klassieke regels inzake prestatie van overuren.

  • Formaliteiten :

Een voorafgaand schriftelijk individueel akkoord van de werknemer is vereist. Dit akkoord is 6 maanden geldig. Het akkoord van de vakbondsdelegatie en de melding aan de Inspectie Sociale Wetten zijn niet nodig (in tegenstelling tot de prestatie van gewone overuren). Er moet eveneens geen afwijkend uurrooster bekend gemaakt worden.

  • Vergoeding en inhaalrust :

Deze overuren worden vergoed aan de normale voorwaarden (basisloon + toeslag). Deze uitbetaling kan gebeuren volgens de gebruikelijke regels of kan worden uitgesteld (de werknemer kan er voor kiezen om dit krediet op een loopbaanspaarrekening te laten opnemen).

Voor deze overuren moet geen inhaalrust worden toegekend.

De eerste 25 overuren worden niet meegerekend voor de bepaling van de interne grens.

De tabel hierna geeft een schematisch overzicht van de verschillende regelingen inzake overuren:


[1] Art. 19, eerste lid Arbeidswet.

[2] Art. 20 Arbeidswet.

[3] Art. 19, eerste lid Arbeidswet.

[4] Art. 2 wet 10 augustus 2001 betreffende de verzoening van de werkgelegenheid en kwaliteit van het leven, BS 15 september 2001.

[5] J. DAEMS en J. VANTHOURNOUT, Arbeidsduur en overloon, Mechelen, Kluwer, 2006,19.

[6] Art. 26bis, derde lid Arbeidswet.

[7] Art. 5 CAO 28 mei 2002 tot wijziging van de collectieve arbeidsovereenkomsten van 30 april 1979 tot vaststelling van de minimumuurlonen en de arbeidsvoorwaarden van het rijdend personeel van de ondernemingen van openbare autobusdiensten.

[8] Art. 2 CAO 26 november 2009 wijziging van de collectieve arbeidsovereenkomst van 30 april 1979 tot vaststelling van de minimumuurlonen en de arbeidsvoorwaarden van het rijdend personeel van de ondernemingen van openbare autobusdiensten, algemeen verbindend verklaard bij KB 30 september 2010, BS 4 november 2010.

[9] Art. 2 CAO 25 juni 2008 betreffende de arbeidsduur in de ondernemingen van bijzonder geregeld vervoer, algemeen verbindend verklaard bij KB op 10 december 2008, BS 11 maart 2009.

[10] Art. 3 KB 10 augustus 2005 betreffende de arbeidsduur van de mobiele werknemers tewerkgesteld in sommige ondernemingen van collectief personenvervoer over de weg die ongeregeld vervoer en/of internationaal geregeld vervoer uitvoeren, BS 5 september 2005.

[11] Art. 26bis, § 1bis Arbeidswet.